In oktober opent in Dubai de 35e wereldtentoonstelling met als Nederlandse bijdrage het volledig circulaire paviljoen van V8 Architects in samenwerking met verschillende andere partijen onder wie solar designer Marjan van Aubel. In de tweede editie van Creative Holland Live op 29 juni vanuit Het Nieuwe Instituut ging het over de effectiviteit van dit soort paviljoens voor zowel het collectief als individuele ontwerpers.
In de tweede editie van Creative Holland Live op 29 juni vanuit Het Nieuwe Instituut in Rotterdam stonden wederom een aantal creatieve ondernemers centraal die hun ervaringen deelden in het verwezenlijken van hun internationale ambities. Dit keer vormden de Nederlandse paviljoens op de wereldtentoonstellingen de aanleiding voor een goed gesprek. Levert deelname aan zo'n paviljoen alleen faam op voor het architectenbureau dat het gebouw heeft ontworpen, of geldt dat voor iedereen die meedoet aan het programma in en rond het paviljoen? Een korte impressie van de belangrijkste takeaways kun je hieronder teruglezen. Het totale gesprek dat nog zoveel meer bevat, kun je hier terugkijken.
Iconische biotoop
Onder leiding van Simon de Ruijter, onder andere werkzaam voor Creative Holland, vroegen we naar de ervaringen van architect Jacob van Rijs van MVDRV, verantwoordelijk voor het nationale paviljoen op de Hannover Expo in 2000, en van Michiel Raaphorst (oprichter van V8 Architects) en solar designer Marjan van Aubel die beiden betrokken zijn bij het ontwerp van de iconische biotoop op de Dubai Expo die in oktober opent.
Los van de enorme verschillen hoe er tegen duurzaamheid werd aangekeken in 2000 en nu (lees ook hieronder), zijn Raaphorst en Van Rijs het eens over wat ‘hun’ paviljoen heeft gebracht: heel veel media-aandacht, maar ook potentieel nieuwe opdrachtgevers, miljoenen mensen die in aanraking komen met jouw werk, en interessante samenwerkingsverbanden.
Meedoen met een Nederlands paviljoen, goed plan?
Dat bracht het gesprek op de andere centrale vraag van de sessie: kunnen andere bureaus en kunstenaars die acte de présence geven in dergelijke paviljoens, meeprofiteren van de aandacht die de architecten van het paviljoen krijgen? Marjan van Aubel ziet alleen maar voordelen van gezamenlijk optrekken, terwijl de vierde gast, Stephanie Hughes van AKKA Architects, een kritischer geluid liet horen; zij vindt dergelijke paviljoens te veel gericht op de innercircle van architecten, en zoekt juist naar andere manieren om interactie aan te gaan met haar doelgroepen. Alleen als die interactiemogelijkheden er zijn, zou ze deelname overwegen.
Het beeld dat in deze editie van Creative Holland Live overheerst is dat een Expo-paviljoen als een hedendaags Gesamtkunstwerk functioneert, en dat de deelnemers zowel individueel als gezamenlijk tot hun recht kunnen komen. Daarmee voldoen de Expo's nog steeds helemaal aan hun oprichtingsdoelen uit de 19e eeuw: het bevorderen van handelsbetrekkingen, het showen van technologische vooruitgang (de auto en telefoon beleefden hun première op de wereldtentoonstellingen) en het geven van een impuls aan kunst en cultuur.
Creatief regisseur
Die interdisciplinariteit van de Expo’s heeft voor Raaphorst de grootste toegevoegde waarde: “Kunst versterkt het Dubai-paviljoen echt. De kunst spreekt ook echt andere zintuigen aan.” In Dubai hoeven we daarom geen oogstrelende schilderijen van Nederlandse bodem te verwachten, maar vooral kunst die de totaalervaring van het paviljoen verrijkt.
Hij ervaart zijn rol bij het paviljoen dan ook veel meer als een creatief regisseur dan als architect, waarbij ze met al die verschillende creatieve disciplines juist sneller en integraler konden werken dan bij het ontwerpen van een ‘gewoon’ gebouw. Een paviljoen is dus zoveel meer dan een signature dish van een architectenbureau.
Circular by nature
Duurzaamheid was een tweede rode draad in Creative Holland Live #2. Voor het 2000-paviljoen was de opdracht aan MVDRV dat het pand wel deels demontabel moest zijn, maar dat bleek uiteindelijk een heel gedoe. Nu, pas 20 jaar (sic!) later, krijgt het beroemde pand met het bos op de derde verdieping, eindelijk weer een echte bestemming: een enorme transformatie tot een mixed use gebouw voor studie, werk, wonen en recreatie. Prachtig hoe Van Rijs hierop terugblikt en de handschoen heeft opgepakt voor de 2.0-versie: “We hadden dan wel dat bos en ook windmolens op het dak, maar duurzaamheid was toen echt nog geen groot thema, hoor.” Hij had het niet erg gevonden als de overheid indertijd strengere eisen had gesteld.
Alles wordt hergebruikt
Het kan verkeren. Voor de Dubai-biotoop gold als keiharde ontwerpeis vanuit de Nederlandse overheid dat het paviljoen volledig circulair moest zijn. Het consortium waarmee V8 de prijsvraag won, heeft ervoor gezorgd dat zoveel mogelijk materialen gebruikt werden die daar ter plekke al aanwezig zijn en niet verscheept hoefden te worden, en dat die materialen vervolgens ook volledig hergebruikt kunnen worden.
En dan hebben we het niet alleen over circulair meubilair, maar echt ook over de damwanden die nodig zijn om überhaupt daar in de woestijn wat neer te kunnen zetten. Ook deze wanden worden volledig intact gelaten om vervolgens weer als nieuw in het emiraat gebruikt te kunnen worden. Dat betekent dus dat de hele bouwmethodiek en het proces circulair moeten zijn.
Van Aubel laat daarbij ook zien dat haar zonnepanelen die gebruikt worden in de Nederlandse biotoop echt next level zijn: flexibel, in allerlei kleuren en organisch. En met haar visie en input belandden we in een gesprek dat opeens veel meer kanten kent dan alleen de internationale handel en promotie waarvoor je de paviljoens kunt gebruiken. Een korte greep uit deze extra waardevolle inzichten.
Schoonheid en olifantenpaadjes
Van Aubel benadrukt dat door deze derde generatie zonnepanelen mensen nu zonne-energie en het daar achter liggende vraagstuk van de energietransitie, willen omarmen. Je moet als ontwerper niet alleen met een technologische, maar ook culturele bril naar het vraagstuk kijken en daar ligt precies de toegevoegde waarde van designers en kunstenaars. Je moet mensen verleiden met een goed verhaal dat aansluit bij de belevingswereld van de gebruiker, en uiteraard ook met schoonheid. Ook de andere sprekers en het publiek dat deels fysiek, deels online aanwezig was, zien daarin de enorme toegevoegde waarde van de creatieve en culturele sector om vraagstukken rondom duurzaamheid ook echt te laten landen bij grote groepen in de samenleving. De energietransitie kan alleen maar slagen als gebruikers door iets getriggerd worden.
Stephanie Hughes van AKKA Architects vult dat in haar inleiding aan met de opmerking dat zij als architect daarom vooral goed wil luisteren en niet zonder interactie met haar gebruikers kan: “Ontwerp geen parken waarin alle voetpaden al voorgedefinieerd zijn, maar laat mensen ook hun eigen olifantenpaadjes creëren, want die worden het best gebruikt.” Ze ziet de rol van een architect als een manier om interactiviteit los te maken: “Interactions are the seed of innovations.”
Leading by example: het Nederlandse topsectorenbeleid
Zoals de Nederlandse overheid optreedt als opdrachtgever van de Expo-paviljoens, zo moeten zij ook die rol blijven innemen bij het oplossen van allerlei grote maatschappelijke uitdagingen. Van Rijs en Hughes zijn een groot bepleiter van een overheid die veel ruimte biedt voor experiment en cross-sectorale samenwerking. Dan komt de creatieve industrie ook het best tot zijn recht. Het Nederlandse topsectorenbeleid voorziet daar ook in, en dat vindt Van Rijs een groot goed dat gekoesterd moet blijven worden.
Een kritische noot van alle sprekers is de geringe aandacht voor ondernemerschap tijdens de opleiding, iets wat helaas in veel debatten over creatief onderwijs terug blijft keren. Alle sprekers voelen zich ontwerper én ondernemer; de een kan niet zonder de ander. Vanuit die wisselwerking ontstaan juist innovaties en maatschappelijke oplossingen.
Kortom, een goed ecosysteem waarbij overheid, onderzoek, onderwijs en creatieve ondernemers uit verschillende disciplines samenwerken en innoveren, zorgt ervoor dat we nationaal en internationaal kunnen schitteren. Van Aubel: “Je kunt niet alleen ontwerper zijn; het moet hand in hand gaan, anders gebeurt er niks. En je moet samen de slingers ophangen, en geen feestje voor je alleen bouwen.” Dat geldt dus voor ons hele ecosysteem, maar ook voor de deelname aan de paviljoens en andere gezamenlijke presentaties in het buitenland.
Ook andere collectieve presentaties
Meedoen met de grote paviljoens op de wereldtentoonstellingen is misschien niet voor iedere creatieve professional weggelegd, maar er bestaan vele soorten paviljoens en exposities die je kunnen helpen bij je buitenlandplannen, zoals de Biënnale van Venetië georganiseerd door Het Nieuwe Instituut, New Dutch Wave op SXSW of de gezamenlijke presentaties tijdens Cannes Lions, Salone di Mobile of Gamescom.
Een andere mooie gelegenheid om gezamenlijk op te trekken is het toekomstige New European Bauhaus-programma dat tijdens Creative Holland Live #2 werd toegelicht door Klaartje Bult van Creative Europe Desk. Neem contact met haar op als je hierover meer wil weten, of kijk de opname terug vanaf de 42e minuut!
Creative Holland Live 3# komt er alweer snel aan en wordt uitgezonden vanaf de Dutch Design Week (16-24 oktober). Schrijf je in voor onze nieuwsbrief als je het programma wilt bijwonen!
Aan Creative Holland Live #2 werkten mee: Het Nieuwe Instituut, branchevereniging van Nederlandse architectenbureaus (BNA), Creative Europe Desk NL en Rotterdam Architectuur Maand.